Denk aan een boek dat je niet kon wegleggen. Je móést het gewoon verder lezen.
Waardoor werd je zo geboeid? Misschien waren de personages interessant of sprak de setting je aan. Toch was het hoogstwaarschijnlijk de zorgvuldig geconstrueerde architectuur van opbouwende spanning die je aan het boek gekluisterd hield.
In dit blog leer je hoe je non-fictie spannend kunt maken met een methode genaamd architecturale spanning (Engels: architectural suspense, naar de ideeën van Sol Stein).
Wat is architecturale spanning?
Zoals een gebouw een architect nodig heeft om uit te vinden waar kamers, trappen en badkamers moeten komen, zo heeft een boek een consciëntieuze architect nodig om te zorgen dat alle verhaalelementen terechtkomen waar ze horen.
Elke vertelling heeft plotpunten – spilmomenten – die maken dat het verhaal een andere wending neemt en die worden vastgelegd in scènes. Deze plotpunten hebben een specifiek doel, zoals een badkamer in een huis. Als je de methode van architecturale spanning toepast, dan plaats je de plotpunten daar waar ze de meeste nieuwsgierigheid en diepste emoties in je lezer oproepen.
Architecturale spanning in non-fictie versus fictie
De meest impactvolle verhaal-gebouwen zijn doorgaans fictie. De fictie-architect heeft volledige vrijheid om geheime deuren en kamers toe te voegen als dat de lezer intrigeert. Er kan zelfs een kelder komen die leidt tot een ondergrondse wereld. Zolang het klopt binnen de context van het verhaal, kun je bouwen waar je zin in hebt.
In non-fictie, echter, worden architecten aan een strikt bestemmingsplan gehouden van de lokale overheid. Het is vooraf besloten welke kamers het gebouw nodig heeft, met welk doel en voor hoeveel bezoekers. De non-fictie-architect mag zijn creativiteit gebruiken binnen de perken van het plan. Hij mag kiezen waar hij de kamers, gangen, keukens, badkamers, ontvangstruimten, podia en wat er maar nodig is, plaatst. Maar alle elementen zelf moeten intact blijven, en onder geen beding mag de architect er zelf een kamertje bij verzinnen.
De non-fictie-schrijver en architecturale spanning
Als je mijn kanalen volgt, dan ben je waarschijnlijk een non-fictie-schrijver en beperkt in je mogelijkheden om spanning te creëren. Je mag zelf geen feiten bedenken en volgens vele gezaghebbers op schrijfgebied mag je niet eens de kleinste details aanvullen zonder ondersteunende bronnen.
Non-fictie ontleent veel van haar impact aan het waarheidsgehalte van het verhaal. Maar je kunt spanning verhogen door je architectuur – de volgorde waarop je de plotpunten verdeelt over je verhaallijn – zorgvuldig te ontwerpen.
Bekijk de volgende situatie:
- Linda loopt door de tuin. Ze ziet iets tussen de bloemen.
- Een deel van een schedeldak en oogkassen steken uit de grond.
- Als Linda voorover buigt om te kijken, grijpt ze naar haar hart en schreeuwt.
- Ze rent naar het huis om de politie te bellen.
- Onderweg naar huis rent ze haar zoontje, dat haar had horen schreeuwen, bijna omver.
- Ze zegt hem dat ze onmiddellijk de politie moet bellen en duwt hem opzij.
- Ze struikelt over Jimmy’s speelgoed als ze richting de telefoon snelt.
.
Zo’n verhaal heeft inherente spanning: de lezer wil weten wat die schedel daar doet. Maar kijk wat er gebeurt als we deze bouwstenen gebruiken om een spannende architectuur de creëren:
- Linda loopt door de tuin. Ze ziet iets tussen de bloemen.
- Ze buigt voorover en haar ogen worden groter. Ze grijpt naar haar hart.
- [Scène-shift] Kleine Jimmy zit in de woonkamer met zijn blokken te spelen als hij zijn moeder hoort schreeuwen. Hij schrikt, springt op en rent naar buiten, naar mama. Een bleke mama komt bij de deur vol haast op hem af.
- Ze zegt dat ze onmiddellijk de politie moet bellen en duwt Jimmy opzij.
- Ze struikelt over Jimmy’s speelgoed als ze richting de telefoon snelt.
- “Er ligt een schedel in onze tuin!” schreeuwt ze in de hoorn. “Een lijk!”
.
Voel je het verschil? We hebben de bouwstenen zo geordend dat de lezer tot het einde in spanning blijft over wat Linda zag. En we hebben een paar verhaalelementen toegevoegd om het antwoord nog iets uit te stellen. Dát is architecturale spanning.
Soms moet je informatie verwijderen om dit effect te bereiken. In ons voorbeeld verwijderden we de omschrijving van de schedel die uit grond stak. Dat beeld kunnen we later gebruiken, bijvoorbeeld wanneer de politieagenten zijn aangekomen om Linda’s ontdekking te onderzoeken.
Voor dit soort schrijven heb je een heleboel informatie nodig. Je zou Jimmy moeten vragen het hele verhaal vanuit zijn perspectief te vertellen. Een paar voorbeelden:
- Waar was hij toen hij zijn mama hoorde schreeuwen?
- Wat deed hij?
- Hoe zien zijn blokken eruit?
- Stond de televisie aan op de achtergrond? Welke uitzending draaide er?
- Wat viel hem op aan mama toen hij haar bij de deur aantrof?
.
Probeer altijd zo veel mogelijk informatie in te winnen als je een interview afneemt voor verhalende non-fictie. Bijna alles is te gebruiken voor het verhogen van spanning.
Architecturale spanning op boekniveau
Terwijl ons voorbeeld slechts een scène was, demonstreert het een principe dat je op boekniveau kunt toepassen. Schrijf bijvoorbeeld al je plotpunten op systeemkaartjes. Blijf ze schikken tot je de volgorde vindt die de spannendste vragen het langst onbeantwoord laat.
Een vraag in je lezers opwekken doe je door ze voldoende informatie te geven om ze nieuwsgierig te maken, maar niet zo veel dat ze die nieuwsgierigheid weer verliezen.
Telkens als je een architectuur vindt die lijkt te werken, is het handig om die voor jezelf samen te vatten. Levert dat een vloeiende vertelling op? Verleg je de aandacht op het juiste moment? Stel je antwoorden op vragen lang genoeg uit?
Om antwoorden voor je lezer verborgen te houden, kun je ook proberen om plotpunten in stukjes te hakken: een scène loopt richting een climax, maar vóór die bereikt wordt, neem je de lezer mee naar een andere scène om hem later terug te brengen voor de ontknoping. Het moment vlak voor de climax is dan een soort cliffhanger.
Vorig jaar las ik een prachtig verhalend non-fictieboek waarin één dramatisch plotpunt in vele segmenten over het boek verspreid was. Meer dan 150 pagina’s lang vraagt de lezer zich af hoe de scène gaat aflopen (in dit geval: hoe de schrijver het overleeft). De schrijver gaf aan het begin net genoeg informatie om mij in spanning te houden tot het einde.
Scènes zijn net kamers
Zoals in een gebouw elke kamer er anders uitziet, moet zo mogelijk elke scène, elk hoofdstuk of elk boekdeel zich in een nieuwe setting afspelen – tenzij dit afbreuk doet aan de andere elementen van je architecturale spanningsboog. Als je gaat voor architecturale spanning, zoek dan manieren om de setting te veranderen zoals ik deed in het voorbeeld van Linda en Jimmy.
Als je je lezers meeneemt naar een andere kamer – een scène in een andere setting – dan blijft de ‘wat gaat er nu gebeuren’-vraag doorzingen op de achtergrond. Totdat de lezers weer terugkomen bij de kamer met de spannende scène. Zo kunnen we van een plaats delict naar een bezorgde moeder gaan die zich afvraagt waarom haar dochter nog niet is thuisgekomen, en dan naar een rechercheur die een onheilspellend telefoontje ontvangt. Ondertussen blijven we in spanning over wat er is gebeurd op de plaats delict.
Een nieuwe kamer kan in plaats van een scène ook een uitweiding zijn die de lezer bij de actie weghaalt. Zo zou je na Lisa’s telefoongesprek met de politie een aantal statistieken kunnen delen over hoeveel van dit soort meldingen de politie krijgt op jaarbasis. Of je zou iets kunnen vertellen over de achtergond van de familie, als die tenminste belangrijk is voor je verhaal. Zo blijft de lezer zich afvragen hoe de plot zich verder zal ontvouwen.
Laat de spanning nooit afnemen
Hoe je je verhaal-gebouw ook vormgeeft, probeer je lezer een nieuwe vraag te geven – iets nieuws om over in spanning te zijn – voordat je de voorgaande vraag beantwoordt. Als dat niet lukt, doe dat dan zo snel mogelijk erna. Een goed gebruik van architecturale spanning houdt de lezer eindeloos geboeid en gemotiveerd om door te lezen tot het einde.
Architecturale spanning in niet-verhalende non-fictie
Alles wat ik tot nu toe schreef, ging over verhalende non-fictie. Maar dezelfde principes gelden voor theoretische non-fictie.
Een goede verhandeling bestaat uit vragen waarop de lezer antwoord wil. Als jouw architectuur de antwoorden (jouw conclusies) tot laat in het boek achterhoudt en de lezer via een serie argumenten tot deze antwoorden leidt, dan veroorzaakt dit een speciaal soort spanning.
Dit is niet de puntje-van-je-stoel-spanning die je met verhalende non-fictie kan bereiken, maar het houdt de lezer hongerig naar meer.
Mijn advies is hetzelfde voor theoretische en verhalende non-fictie: Geef je lezers niet meteen wat ze willen. Laat ze bungelen.
Een non-fictie-redacteur helpt je met het opbouwen van architecturale spanning
Kun je hulp gebruiken met het ontwerpen van jouw spannende-verhaal-gebouw?
Stuur me een berichtje of plan een afspraak. Dan kijken we samen naar jouw verhaal en zetten we jouw lezers op het puntje van hun stoel.
.